270 23 September 1899. verzoekende van het door burgemeester en wethouders te zijnen opzichte genomen besluit, waarbij hem, op grond van de bepalingen der verordening regelende de bouwpolitie, vergunning is geweigerd tot het vergrooten zijner keuken op het perceel, kadastraal bekend gemeente Bi-eda, sectie B, n°. 402-2. De voorzitter geeft in overweging dit adres te ver zenden naar burgemeester en wethoudes om prae-advies. De heer Bloemarts wijst erop, dat de raad niet bevoegd is aan het verzoek van adressant tegemoet te komen. Het verleenen van dispensatie behoort tot de competentie van burgemeester en wethouders. Meenden zij in dit geval niet te moeten dispenseerendan is de zaak daarmede absoluut afgedaan en kan de betrokken persoon van die beslissing bij den raad niet in hooger beroep komen. Het eenigewat zou kunnen gebeurenis het aannemen van eene motie van goed- of afkeuringzooals bij een soortgelijk geval in eene vorige vergadering plaats had, doch spreker acht het niet gewenscht daarvan eene gewoonte te maken. In verband daarmede stelt spreker voor aan adressant mede te deelen, dat de raad onbevoegd is over zijn verzoek te oordeelen en mitsdien over te gaan tot de orde van den dag. De heer Slechtriem zegt, dat hij zich door een persoon lijk onderzoek van den toestand op de hoogte heeft gesteld, waarbij hem gebleken isdat het verzoek van adressant op goede gronden steunt. Spreker toont aandat de voorge nomen verbouwing, uit een hygiënisch oogpunt beschouwd, zeer zou strekken in het belang van de bewoners en dat de nadeelen niet van dien aard zijn, om, waar de bevoegd heid daartoe bestaatde gevraagde vergunning niet te verleenen. Ofschoon de meening van den heer Bloemarts deelende, dat de raad in deze onbevoegd iswenscht spreker toch aan burgemeester en wethouders in overweging te geven, om alsnog op hun besluit terug te komen en alzoomede te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 270