23 September 1899.
271
werken tot opheffing van een toestanddiezooals hij
thans bestaat, bepaald slecht te noemen is.
De voorzitter vraagt, of de raad zich met het voor
stel van den heer Bloemarts kan vereenigen en ten opzichte
van het onderwerpelijke adres alzoo wenscht over te gaan
tot de orde van den dag.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
2. Adres van M. de Glas, stadsomroeper, te Breda, daarbij,
op grond van langdurige en zonder eenige vergoeding voor
de gemeente gepresteerde diensten, verzoekende, dat hem
wederom eene gratificatie uit de gemeentekas worde toege
kend.
De voorzitter stelt dit adres aan de orde.
De heer Witsenborg zegt, dat hij aanvankelijk weinig
ingenomen was met dit verzoek, omdat ten vorigen jare
besloten werddat de gratificatie slechts voor eens zou
worden verleend. In aanmerking genomen den hoogen
leeftijd van adressant en zijn langdurigen diensttijd, is spreker
echter van gevoelen veranderd en acht het niet gewenscht,
om verzoeker thans met ledige handen te laten weggaan.
Spreker stelt mitsdien voor adressant eene toelage te ver
strekken van f 50,per jaar.
De heer Bloemarts heeft principieel geen bezwaar tegen
het toekennen eener gratificatie, doch acht het regelmatiger
het adres aan te houden tot bij de behandeling der gemeente-
begrooting, waartoe spreker het voorstel doet.
De heer Van Dam wil met het oog op den leefiijd van
adressant iets verder gaan dan de heer Witsenborg en de
som van 50,brengen op f 100,
De heer Witsenborg neemt dit amendement gaarne over
en dringt erop aan, dat dit voorstel dadelijk wordt afgedaan.
Voor een man van dien leeftijd als verzoeker is elke dag
uitstel eene aanmerkelijke vertraging.