23 September 1899. 281 «toelalings examen tot de koninklijke militaire academie ver- »kreeg een leerling de éénige plaats genie O.-Indië, een «leerling n°. 1 infanterie O.-Indië, een oud-leerling (die het «laatste jaar de rijks-hoogere burgerschool te Utrecht bezocht) »n°. 1 genie h. t. 1. «Wij herhalen hetmet volle vertrouwen komen wij de «zaak nader aan Uwer Excellentie's overweging onderwerpen. «Overvloedig zijn de motieven waarop dat vertrouwen steunt. «Immers, zooals wij de eer hadden hierboven breeder te «ontvouwen «1. aan den eisch tot splitsing der klassen is nu voldaan; «2. alle buitenleerlingen (40 procent), ook meisjes, worden «toegelaten «3. in getal leerlingen neemt de bloeiende en goede vruchten «opleverende school belangrijk toe; «4. de schuldenlast der gemeente, niet het minst verzwaard «door onderwijskosten, is groot; aan renten werd in «1898 betaald f 03804,64». «5. onvruchtbaar is voor Breda de wet van 24 Mei 1897 «6. eene nieuwe hoogere burgerschool, omdat ze te klein is «door het toelaten van buitenleerlingen, wordt gebouwd, «met toevoeging van gymnastiek-ondei wijs «7. elders worden zoo belangrijk hoogere subsidiën genoten «8. Bredaofschoon daarvoor bij uitstek de aangewezen plaats, «moet missen eene rijks-hoogere burgerschool. «Waar zoovele afdoende beweegredenen samenloopen, «twijfelen wij niet, of Uwe Excellentie zal, door gevoel van «billijkheid gedreven, bereid bevonden worden ook Breda te «steunen in haar ernstig streven ten goede en haar te gemoet «te komen met eene verhoogde rijkssubsidie, geëvenredigd «aan de zware offers, welke Breda brengt voor de belangen «van het middelbaar onderwijs; offers, die als 't waregere- «kend mogen worden te 'gaan boven het financieel draagver- «mogen der ingezetenen. En indien wij een wensch mochten «uitspreken, zou het deze zijn, dat het Uwe Excellentie moge «behagen, de verhoogde subsidie te brengen op destaatsbe- «grooting voor 1900." Zonder bedenking wordt bedoeld ontwerp goedgekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 281