23 September 1899) 287 slag is geweest, dat zoodanige voorwaarden bedongen konden worden als in 't adres zijn omschreven en welke voor waarden voor de gemeente zeer aannemelijk zijn te achten. De heer Bloemarts zegt, dat hij destijds herhaaldelijk den nadruk erop gelegd heeft, dat de geheele zaak eene kwestie is van loven en bieden. Nadat door den raad het beginsel was uitgesproken, dat van gemeentewege gas en water aan de bouwgrondmaatschappij zou geleverd worden, lag het enkel op den weg der gemeente, om zoo gunstig mogelijke bepalingen te bedingen. Indertijd meende spreker, dat de maatschappij de voorwaar den zou hebben aangenomen, doch het tegendeel is gebleken. Spreker stelt alle vertrouwen in burgemeester en wethou ders en de commissie van bijstand en is ervan overtuigd, dat deze voor de gemeente zoo voordeelig mogelijke vooi*- waarden zullen bedongen hebben. Ofschoon zelf zeer veel waarde hechtende aan de noodige toelichting, begrijpt spreker thans niet goed het bezwaar, dat de heer Witsenborg koestert over gemis aan toelich ting. Waar de motieven voor de hand liggen, is toelichting onnoodig. Het eenige motief bestaat in dit geval alleen daarin, wat voor de gemeente het meest voordeelig is. Waar nu de voorwaarden voor de gemeente een direct voordeel opleveren, wil spreker gaarne het risico aanvaarden, dat wellicht meer voordeelige voorwaarden zouden kunnen bedongen worden, tegenover het risico, dat de maatschappij andermaal de voorwaarden niet zou aannemen. De heer Witsenborg verklaart ervan overtuigd te zijn, dat een man van zaken niet het onderste- uit de kan moet willen hebben, doch wijst er tevens op, dat volgens de eigen verklaring van de maatschappij er slechts twee voorwaarden waren, welke voor haar als onaannemelijk golden. Waar nieuwe onderhandelingen zijn aangeknoopt, hadden de nieuwe voorwaarden zich moeten aansluiten aan de bestaande. Spreker meent, dat de gemeente zich verschillende voor- deelen, welke vroeger bedongen waren en waartegen de maatschappij geen bezwaar had, heeft laten ontglippen, onder

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 287