'294 23 September 1899. De heer Van Hal meent, dat de zaak het best tot op lossing zou kunnen gebracht worden, wanneer de commissie van beheer van de bank van leening met het gevoelen van den raad, hetwelk zich thans heeft doen kennen, rekening zou willen houden. Zonder verdere bedenking wordt de rekening van de bank van leening over 4898 alsnu goedgekeurd. De voorzitter en de heer mr. W. IngenHousz, re spectievelijk voorzitter en lid-secretaris van de commissie voor de bank van leening, wenschen geacht te worden niet tot dit besluit te hebben medegewerkt. 3. Door den heer Reigersman wordt namens de commissie, belast geweest met het onderzoek der gemeente-rekening over het dienstjaar 1898, uitgebracht het volgende verslag «De commissie door den raad benoemd in zijne vergade- »ringvan 29 Juli 1.1. tot onderzoek van de gemeente rekening «over het jaar 1898 heeft de eer te rapporteeren «dat zij die rekening, bedragende «in ontvangst541 945,795 «in uitgaaf- 502 533,11 «sluitende alzoo met een batig saldo van f 39 412,b85, smet zorg heeft nageziende verschillende posten met de be «scheiden heeft vergeleken en daarop geene bemerkingen «heeft te maken, zoodat zij den raad adviseert de rekening «der gemeente over 1898 goed te keuren. «Aldus gerapporteerd: »J. Lijdsman. »L. J. Staal. «A. Reigersman, rapporteurs De voorzitter, na de commissie en in 't bijzonder haren rapporteur te hebben dank gezegd voor het uitge bracht verslagvraagt of iemand der leden nog eenige ophelderingen ten aanzien der rekening verlangt of bedenkingen daartegen in het midden heeft te brengen. Dit niet het geval zijnde, stelt de voorzitter, overeen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 294