302
14 October lb99.
en grondig onderzoek zijn vastgesteld geworden en dat de
raad steeds gemeend heeft in geen enkel geval ook maar
ééne dier voorwaarden te mogen loslaten. Blijft de raad b ij
die meening, dan geeft spreker in overweging het betrokken
schrijven voor kennisgeving aan te nemen.
De heer Bloemarts erkent, dat zeer veel waarde is te
hechten aan de gestelde voorwaarden en dat de raad deze
niet dan met het uiterste geweld uit handen kan laten ne
men. Waar echter de regeering verklaart ééne dier voor
waarden niet te kunnen aannemen, blijft nog de vraag over,
of de raad dan elke verdere medewerking moet ontzeggen.
In dien vorm, meent spreker, is de vraag nog niet overwogen.
Op grond daarvan stelt spreker voor het schrijven van den
minister te stellen in handen van de kanaal-commissie, ten
einde te overwegen, in hoeverre, met loslating van de door
den minister gewraakte bepaling, het besluit van den raad
in stand zou kunnen blijven. In ieder geval zal de tot
standkoming van het kanaal niet nalaten een gunstigen in
vloed uit te oefenen op de gemeentebelangen.
De heer Heijlaerts wijst erop, dat de som van 100 000,
indertijd onder een zeker enthousiasme is toegestaan, of
schoon later dit besluit betreurd werd. Velen zullen dan
ook met spreker gejuicht hebben bij het vernemen van het
bericht, dat de regeering de gestelde voorwaarden niet kan
aanvaarden en waardoor de subsidie vanzelf komt te ver
vallen. Spreker acht het voordeel voor de gemeente te ge
ring, in verhouding met het kolossale offer, dat daarvoor
moet gebracht worden en meent overigens, dat de raad
wel zal doen, zich geheel en al van deze zaak los te maken.
De heer Sassen, meent, dat hetgeen de heer Bloemarts
wenscht, reeds geschied is. Eenigen tijd geleden zijn de
bezwaren van den minister door de commissie overwogen
en terecht is er toen op gewezen, dat de sub 5 gestelde
voorwaarde in geen geval kan worden losgelaten. De door
den raad gestelde voorwaarden zijn zoowel in het belang