344 11 November 1899. dat die aanvrage vruchteloos zou zijn. Naar aanleiding van de mededeeling van den voorzitter, dat door den secretaris be sprekingen zijn gehouden met de overste van het gasthuis, meent spreker te moeten verklaren, zonder daarbij iets op den secretaris aan te merken, dat burgemeester en wethou ders niet een ambtenaar hadden moeten belasten met het voe ren der onderhandelingen. Uit het feit echter, dat besprekin gen hebben plaats gehad, blijkt, dat burgemeester en wethou ders daarvan heil verwachtten, weshalve spreker erop aan dringt, dat die besprekingen door burgemeester en wethouders worden voortgezet. De heer Rees verlaat de vergadering. De heer Bloemarts zal zich niet verzetten tegen het aan- knoopen van nieuwe onderhandelingen, wanneer burgemeester en wethouders zich daartoe bereid verklaren. Spreker wijst er verder op, dat in ieder geval aan den raad en niet aan burgemeester en wethouders het recht van beslissing toekomt. Komt de vereeniging „Alles voor allen" derhalve met nieuwe voorwaarden, dan is de raad volkomen bevoegd die te aan vaarden. Overigens brengt spreker in herinnering, dat hij reeds vroe ger gewaarschuwd heeft voor de bewering, als zou hier van eene beginselkwestie sprake zijn. Het beginsel, wanneer men dat aldus noemen wil, strekt zich niet verder uit dan tot de vraagwat is het belang, wat is het voordeel der gemeente In verband verder met hetgeen door den heer Heijlaerts is in het midden gebracht, wil spreker nog als zijne meening doen kennen, dat het hem niet gewenscht voorkomt, dat de gemeente het toezicht uit handen zou geven- De heer Witsenborg verklaart zich thans bereid het voor stel van den heer Reigersman te ondersteunen, na de mede deeling van den vorigen spreker, dat van eene beginsel kwestie geen sprake is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 344