11 November 1899.
347
De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit voor
stel kan vereenigen.
De heer Teychiné meent, dat de verwisseling reeds vroe
ger moet hebben plaats gehad en betoogt verder dat de hy
potheek van rechtswege vervallen is, bij gemis van rentebe
taling. Alleen wordt interest betaald van een kapitaal oude
niet-geconverteerde schuld. Spreker heeft geen bezwaar tegen
de uitgifte eener nieuwe schuldbekentenis, mits daaruit vol
doende blijke, dat zij tevens strekt ter vervanging van het
kapitaal, dat als oude niet-geconverteerde schuld bekend
staat.
De voorzitter zegt, dat bij de uitgifte der nieuwe
schuldbekentenis rekening zal worden gehouden met hetgeen
door den vorigen spreker over deze zaak in het midden is ge
bracht.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu het voorstel
van burgemeester en wethouders goedgekeurd.
13. Schrijven van het college van regenten van het oude
mannenhuis alhier, d.d. 7 November 1899, n°. 155, daarbij ter
goedkeuring aanbiedende de begrooting van ontvangsten en
uitgaven van gemeld gesticht voor het dienstjaar 1900.
De voorzitter geeft in overweging deze stukken te
stellen in handen eener commissie van drie leden ter fine van
onderzoek en rapport.
Hiertoe besloten zijnde en nadat de raad zijn verlangen
had te kennen gegeven, dat de voorzitter die commissie
leden zal aanwijzen, worden door hem als zoodanig benoemd
de heeren Reigersman, Teychiné en Verschraage-
14. Bezwaarschriften van verschillende personen tegen
hunnen aanslag in den hoofdelijken omslag dezer gemeente
voor het dienstjaar 1899.