25 November 1899.
361
UITGAVEN.
Hoofdstuk I.
Volgnummer 75, art. 12.
„d- In een der afdeelingen werd bezwaar gemaakt om een
„tweeden opzichter voor de gemeentewerken aan te stellen,
„omdat in de eerste plaats de gemeente-architect van enkele
„betrekkingen, die hij bekleedde, is ontlast en ten anderen
„nu door ambtenaren ook particidier werk mag worden ver
dicht het niet onwaarschijnlijk voorkomt, dat dit werk, het
„behoorlijk opzicht over de gemeentewerken in den weg staat.
„Uwe commissie is evenwel van oordeel, dat vermeerdering
„van dagelijksch toezicht door de uitbreiding der gemeente
„wenschelijk schijnt en wel te meer om naar behooren de ver
ordening regelende de bouwpolitie te kunnen doen naleven."
Antwoord.
„De redenen die burgemeester en wethouders geleid heb-
„ben tot het voordragen eener som, ter benoeming van een
„tweeden opzichter bij do gemeentewerken, zijn blootgelegd
„in hun schrijven van den 4den November 1899, dat den llilen
„dier maand in de vergadering van den gemeenteraad ter
„tafel kwam. Toen werd besloten de beslissing aan te houden
„tot bij de behandeling der gemeente-begrooting, dienst 1900-
„Burgemeester en wethouders, zich gedragende aan den in-
„houd van voormeld schrijven, bevestigen hunne overtuiging,
„dat de daarbij* bedoelde opzichter noodig is.
„En wat het verrichten van particulier werk door ambte
naren der gemeentewerken betreft, daartegen zal gewaakt
„worden door het wijzigen van de instructie dier ambtena
ren."
De betrokken post wordt hierop goedgekeurd en in ver
band daarmede gewijzigd art. 2 der verordening, regelende
den rang, het getal, de bezoldiging en de wijze van benoe-