364 25 November 1899. bestaat. Vooral nu aan de zijde van den Tramsingel het bou wen van arbeiderswoningen sterk toeneemt, zullen de werk lieden, die in de daargelegen fabrieken arbeiden, er naar streven zich met hun gezin in de onmiddellijke nabijheid al daar te vestigen. De heer Lijdsman meent, dat de uitbreiding van de stad aan de zijde van den Tramsingel eene reden te meer is, om aldaar eene brug te maken. De bewoners te dier plaatse zijn thans op vrij grooten afstand van de binnenstad verwijderd. Ook de kosten daaraan verbonden acht spreker niet bijzon der hoog. Tot grondslag nemende de uitgaven, welke inder tijd gevorderd zijn geworden voor een paar andere bruggen in deze gemeente, meent spreker, dat de brug, waarvan thans sprake is, geene hoogere uitgaaf zal veroorzaken dan f 18000,a f 19000,Spreker doet het voorstel een daar toe strekkenden post op de begrooting te brengen. De voorzitter wijst erop, dat verschillende oorzaken samenwerken, om vooralsnog niet tot het maken van de hier- bedoelde brug te besluiten. Wijzende op den hoogen rente- standaard en de steeds stijgende marktprijzen van het ijzer, meent spreker nog in herinnering te moeten brengen, dat de brug aan onderhoud en bediening nog eene jaarlijksche uit gaaf van ongeveer f 600,zou vorderen. Uit een oogpunt van gepaste zuinigheid acht spreker derhalve de aanneming van het voorstel niet gewenscht. De heer TeychinÉ zegt, dat de noodzakelijkheid tot het maken eener brug, zooals door den heer Lijdsman is voorge steld, door hem evenmin wordt ingezien. De afstand voor de bewoners van den Tramsingel, om in de binnenstad te kun nen komen, is niet zoo groot, als de heer Lijdsman wil doen voorkomen. Spreker betoogt de noodzakelijkheid, in het be lang der scheepvaart, tot het beweegbaar maken van de bruggen aan de Mauritsstraat en de Willemstraat,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 364