25 November 1899.
369
„de Trambrug af tot den top van het aan te leggen plantsoen
„bestraat wordt."
De heer Lijdsman kan zich niet geheel en al met het plan
vereenigen. Wanneer een gedeelte van den singel voor het
pakhuis van den heer Vreugde met keien wordt bestraat,
dan zal diezelfde gedragslijn moeten worden gevolgd, voor
het geval aan dien singel meerdere pakhuizen worden ge
bouwd.
De heer Staal betoogt, dat de meeste goederen, voor het
pakhuis van den heer Vreugde bestemd, of daaruit afkomstig,
per scheepsgelegenheid worden aangevoerd of verzonden. Uit
dien hoofde meent spreker, dat aldaar wel met eene begrin-
ding van den singel kan worden volstaan.
De heer Rombouts zag liever, dat de uitgetrokken som ge
heel besteed werd voor keibestrating, om daarmede in vol
gende jaren successievelijk voort te gaan. Spreker vreest, dat
hier de zuinigheid de wijsheid bedriegen zal. Wel zijn de kos
ten van aanleg eener keibestrating liooger dan die van be-
grinding, doch met het beste werk is men ook het best ge
steld. Spreker doet daartoe dan ook het voorstel.
De voorzitter zegt, naar aanleiding van het gespro
kene door den heer Lijdsman, dat het aanvankelijke plan in
zooverre gewijzigd is, dat slechts keien zullen worden gelegd,
voor zoover het aan te leggen plantsoen zich zal uitstrekken
en dat het verdere gedeelte van den singel zal worden begrind.
De heer Bloemarts zegt, dat hij zich met het voorstel van
den heer Rombouts niet kan vereenigen en zou het betreuren,
wanneer de singels met keien werden bestraat. Spreker meent,
dat de slechte toestand van de grindwegen uitsluitend te wij
ten is aan het slechte onderhoud en onvoldoende toezicht.
Wanneer een tweede opzichter bij de gemeentewerken is
aangesteld, dan zal ook meer zorg kunnen worden besteed aan