394 16 December 1899. waarbij twee tegenstrijdige belangen betrokken zijn en waar omtrent naar overeenstemming moet gestreefd worden. Alles hangt af van de vraag, wat als normale hoogte voor eene in rijpoort kan beschouwd worden. Spreker is bereid aan adres sant de meest mogelijke faciliteit te verleenen, doch er dient ook rekening te worden gehouden met de belangen van ande ren. Volgens burgemeester en wethouders zou de normale hoog te voor eene inrijpoort bedragen 3,80 M., hetgeen echter door adressant bestreden wordt. Op grond van een en ander stelt spreker voor de stukken te renvoyeeren naar burgemeester en wethouders om een onderzoek in te stellen naar de normale hoogte voor eene inrijpoort en in verband daarmede den raad nadere voorstellen te doen. De heer IngenHousz vraagt, of de hoogte van 3,80 M. is vastgesteld buiten voorkennis van den adressant. Overigens is spreker van meening, dat niet alleen rekening moet wor den gehouden met den thans bestaanden toestand, maar dat ook het oog dient gevestigd te worden dp de toekomst. De heer Staal meent, dat de hoogte aanvankelijk is be paald geworden in overleg met adressant op 3,50 M. De voorzitter, de beide vorige sprekers beantwoor dende, zegt, dat de architect, na gehouden samenspreking met verzoeker, heeft geadviseerd de hoogte op 3,50 M. te bepa len, doch dat burgemeester en wethouders van oordeel zijn die hoogte op 3,80 M. te moeten stellen. De heer Sassen betwijfelt, of bij het vaststellen der hoogte op 3,80 M. de bezwaren van adressant wel bekend waren en meent derhalve, dat daarmede niet voldoende rekening is ge houden. De heer Slechtriem vereenigt zich met het voorstel van den heer Bloemarts, en wenscht derhalve de zaak tot eene volgende vergadering aan te houden. De heer "VVitsenborg kan zich eveneens vereenigen met het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 394