16 December 1899.
395
voorstel van den heer Bloemarts. Spreker is ervan overtuigd,
dat uit het nader onderzoek blijken zal, dat hier niets dan
plagerij in het spel is.
De heer Reigersman zegt te hebben vernomen, dat door eei,
der webhouders een onderzoek is ingesteld naar de normale
hoogte van hooi- of strookarren bij den directeur der ge
meente-reiniging, uit welk onderzoek zou gebleken zijn, dat
de gewone hoogte meer dan 3,50 M. bedraagt. Is dit juist, dan
zou spreker het verzoek alleen willen toestaan onder voor
waarde, dat de onderkant van de brug niet lager kome dan 4
M. boven den beganen grond.
De voorzitter vraagt, of de raad zich met het voorstel
van den heer Bloemarts kan vereenigen.
Niemand daartegen eenige bedenking te kennen
gevende, wordt dienovereenkomstig besloten.
De heer Slechtriem wenscht van deze gelegenheid gebruik
te maken, om de aandacht van burgemeester en wethouders
te vestigen op den zeer bouwvalligen toestand eener schuur,
staande aan de Zandpoort.
De voorzitter dankt den vorigen spreker voor zijne
opmerking, doch voegt er aan toe, dat reeds maatregelen zijn
getroffen om daarin verbetering te brengen.
10. Rapport van burgemeester en wethouders alhier op
het adres van de vereeniging van den H. Yincentius a Paulo
alhier, om op de' begrooting voor het dienstjaar 1900 eene som
uit te trekken voor belooningen en eereblijken aan leerlingen
harer scholen, ter bevordering van getrouw schoolbezoek, zijn
de bedoeld rapport van den volgenden inhoud
,,Naar aanleiding van het besluit uwer vergadering van
,,den 14. October 1899, hebben wij het gevoelen ingewonnen
,,van de commissie van toezicht op het lager onderwijs in deze
„gemeente op het verzoek der vereeniging van den H. Vin-
„centius a Paulo alhier, om op de begrooting voor het dienst-