400
16 December 1899.
gerustheid aan te bevelen, en vertrouwt, dat, evenals in Am
sterdam, ook hier de raad bereid zal bevonden worden, aan
het billijk verzoek van adressante tegemoet te komen.
De heer Reigersman zegt, dat hij met aandacht de be
schouwingen van den vorigen spreker heeft gevolgd. Uit diens
becijferingen blijkt, dat, met het thans uitgetrokken bedrag,
de post voor belooningen en eereblijken jaarlijks meer dan
f 400,zou bedragen. Wanneer men nu het rapport der
schoolcommissie nagaat, dan kan spreker, hoe groot kinder
vriend hij overigens is, geene vrijheid vinden eene zaak te steu
nen. die nadeelig werkt. Spreker heeft gemeend dit ter mo
tiveering zijner stem in het midden te moeten brengen.
De heer Van Dam meent, dat de bevoegdheid van den raad,
om in deze eene beslissing te nemen, uitsluitend moet getoetst
worden aan art. 82 der wet op het lager onderwijs. Volgens
dat artikel is de gemeente bevoegd aan bijzondere scholen eene
bijdrage te schenken, zelfs onafhankelijk van hetgeen zij meent
in het belang der openbare scholen te moeten doen.
De wetgever beoogt met die bepaling enkel eene bevorde
ring van getrouw schoolbezoek. Daardoor vervallen alle pae-
dagogische beschouwingen en alle verdere overwegingen, dooi
de schoolcommissie tegen de inwilliging van het verzoek aan
gevoerd.
Dit nu maakt, volgens spreker, het advies der schoolcom
missie op zich zelf reeds overbodig, terwijl hij overigens meent,
dat het geven van advies buiten den kring ligt der bevoegd
heid van de schoolcommissie.
Wanneer men verder het rapport der schoolcommissie na
gaat, dan is daarin, zegt spreker, geen enkel argument te vin
den, dat steekhoudend is. Het zijn slechts overwegingen en
om die reden zal spreker dan ook in het vervolg van zijn be
toog niet gewagen van argumenten, doch slechts van overwe
gingen, door de schoolcommissie aangevoerd.
Als eerste overweging geldt bij de schoolcommissie, dat de
gevraagde belooningen en eereblijken aan alle openbare en