402
16 December 1899.
zou hebben durven brengen, waarbij hij de schoolcommissie
verdenkt van antipathie voor het bijzonder onderwijs. De
schoolcommissie is benoemd door de leden van den gemeente
raad, als vertegenwoordigers van de kiesbevoegde ingezete
nen; er bestaat dus geene enkele reden voor dergelijke ver
denking.
En nu wat de zaak zelve betreft.
Spreker meent, dat het voorstel van den heer Rombouts
in lijnrechten strijd is met de wet en niet past in de Deschou-
wingen van den vorigen spreker, waar deze de bevoegdheid
tot het verleenen der bijdrage uitsluitend wil toetsen aan art.
82 der wet op het lager onderwijs. Dit artikel spreekt echter
alleen van belooningen en eereblijken ter bevordering van ge
trouw schoolbezoek. In het voorstel van den heer Rombouts
wordt niet gewaagd van bevordering van getrouw schoolbe
zoek.
Artikel 3 der onderwijswet verbiedt het geven van subsi-
diën aan bijzondere scholen vanwege de gemeente. En wat
beoogt het voorstel anders dan het geven eener subsidie?
vraagt spreker.
Herinnerende aan de wijziging der onderwijswet in 1889,
de zoogenaamde paeificatiewet, wijst spreker erop, dat toen
als beginsel werd aangenomen, dat voortaan de Staat het bij
zonder onderwijs zou subsidieeren en niet meer de gemeenten.
Men wilde langs eerlijken weg de pacificatie, om daardoor te
trachten den strijd tusschen het openbaar en bijzonder onder
wijs te doen ophouden.
En nu moge er van eene gelijkstelling van het bijzonder
met het openbaar onderwijs nog geen sprake zijn, toch valt
het niet te ontkennen, dat ook te dien opzichte hier te lande
een stap naar verbetering merkbaar is. Laat ons dus niet,
zegt spreker, langs dergelijke kleine wegen trachten te berei
ken, wat alleen langs den koninklijken weg kan verkregen
worden.
In strijd verder met het gevoelen van den heer Van Dam,
die meent, dat artikel 82 zich niet verzet tegen de toekenning
van belooningen en eereblijken uitsluitend voor bijzondere