404
16 December 1899.
dergelijke regeling te Amsterdam, doch wanneer, zooals beweerd
wordt, het uitkeeren van belooningen en eereblijken voor alle
scholen moet gelden, dan is hier ter stede jarenlang eene grove
onbillijkheid gepleegd tegenover het bijzonder onderwijs.
Maar de wet vordert niet, dat de regeling voor alle scholen
moet gelden. Ook blijkt uit de wet niet, dat er schoolverzuim
moet zijn, voordat tot den voorgestelden maatregel kan wor
den overgegaan, doch alleen, om het getrouw schoolbezoek te
bevorderen, dat zooveel mogelijk aan te moedigen en alzoo te
bestendigen. Met het oog op de billijkheid en de rechtvaar
digheid, vertrouwt spreker, dat het voorstel zal worden aan
genomen.
De heer Reigersman verklaart te hebben vernomen, dat
op de scholen van de Yincentius-vereeniging hoegenaamd geen
schoolverzuim bestaat en dat het bestuur dier vereeniging
met alle haar ten dienste staande middelen daartegen waakt.
Wanneer er nu geen schoolverzuim is, welke; aanleiding kan
er dan voor de gemeente bestaan, om middelen te beramen,
waardoor het schoolbezoek zou behooren bevorderd te; wor
den vraagt spreker.
Waar geen verzuim is, blijft er dus niets anders over dan
het toekennen eener subsidie uit de gemeentekas ten behoeve
van het bijzonder onderwijs, en daartegen heeft spreker be
zwaar op grond van de uitdrukkelijke bepalingen der wet.
De heer Van Dongen brengt in het midden, dat bij het
maandelijksch huisbezoek de ouders erop gewezen worden, om
hunne kinderen trouw ter school te zenden. Waar schoolver
zuim bestaat, wordt dit den ouders nadrukkelijk onder het
oog gebracht en zoo doende wordt er naar gestreefd, om het
schoolverzuim zoo gering mogelijk te doen zijn.
Allereerst wordt in stemming gebracht het hiervoor om
schreven voorstel van den heer Rombouts, zooals dit door hem
is gewijzigd, welk voorstel met 11 tegen 7 stemmen wordt
verworpen.