ONTWERP 1 1 Maart 1 899. Tegenwoordig de heeren mr. P. BLOEMARTS, W. J. SLECHTRIEML. J. STAAL, A. J. REES, H. A. SASSEN J. LIJDSMAN, W. G. H. ROMBOUTS, J. A. J. W. VAN HAL, A. P. SCHELTUS, B. C. VAN DONGEN, jhr. mr. A. REIGERSMAN, J. J. L. TEYCHINÉ, A. J. A. VER- SCHRAAGE, mr. W INGENHOUSZ, F. J. M. HEIJLAERTS, J. H. WITSENBORG, mr. M. P. M. VAN DAM en E. H. A. GULJÉ, burgemeester, voorzitter. Afwezig de heer J. J. NELISSEN. De voorzitter opent de vergadering. De heer Heijlaerts, het woord gevraagd en verkregen hebbende, zegt, dat hij met genoegen heeft kennis genomen van het koninklijk besluit, waarbij de heer Guljé is her benoemd tot burgemeester dezer gemeente. Als oudste lid dezer vergadering acht spreker het zich tot plicht, ook namens zijne medeledenden voorzitter met die herbenoeming geluk te wenschen, daarbij den wenseh uitsprekende, dat de goede geest en de onderlinge samenwerking, waardoor het bestuur van den heer Guljé zich tot dusver kenmerkte, ook in de toekomst mogen blijven voortbestaan. De vergadering betuigt hare instemming met het door den heer Heijlaerts gesprokene.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 49