50 11 Maart 1899. De voorzitter betuigt op de eerste plaats zijn dank aan Hare Majesteit de Koningin voor het hernieuwd bewijs van vertrouwen, hem door deze herbenoeming geschonken, alsmede aan de regeering, met name den minister van binnenlandsche zaken, voor de gedane voordracht. Verder dankt spreker den heer Heijlaerts voor de welwillende woorden tot hem gericht, alsmede de overige leden van den raad voor de blijken van instemming, welke hem met nieuwen lust en ijver zijn ambt doen hervatten. Gesteund door de hulp van het dagelijksch bestuur en de samenwerking van den raad hoopt spreker, dat het hem gegeven moge zijn, nog geruimen tijd werkzaam te blijven in het belang der gemeente Breda. De voorzitter zegt, dat de notulen van het verhan delde in de vergadering van 18 Februari 1899, overeen komstig het bepaalde bij art. 8 van het reglement van orde, ter inzage voor de leden hebben gelegen en hun bovendien in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of iemand der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt of eenige bemerkingen daartegen in het midden heeft te brengen. Dit niet het geval zijnde, worden de notulen van voormelde vergadering goedgekeurd en vastgesteld. Alsnu stelt de voorzitter aan de orde: A. Ingekomen stukken 1. Schrijven van den heer commissaris der Koningin in Noord-Brabant, d.d. 27 Februari 1899, A, n°. 4, houdende mededeeling, dat bij koninklijk besluit van 22 Februari j.l. n°. 33, tot burgemeester dezer gemeente is herbenoemd de heer E. H. A. Guljé. De voorzitter stelt voor dit schrijven voor kennisge ving aan te nemen. Waartoe besloten wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 50