11 Maart 1899. 65 De heer Reigersman zegt, dat in het prae-advies van burgemeester en wethouders wordt voorgesteldin het re glement voor het gymnasium de bepaling op te nemen .dat leerlingen die twee achtereenvolgende jaren niet geslaagd zijn bij overgangs- of eindexameneene speciale vergunning behoeven van curatoren om het onderwijs verder te mogen bijwonen. In zijne hoedanigheid van curator werd nog deze week sprekers oordeel gevraagd over die bepaling en met het oog daarop zou hij gaarne wenschen te vernemen, of het advies van het college van curatoren is uitgebracht buiten hem om, dan wel, of burgemeester en wethouders geanticipeerd hebben op dat advies. De voorzitter antwoordt hieropdat heeren curatoren door den secretaris van het college bij circulaire zijn gehoord geworden. De heer Reigersman verklaart, dat hij met de bewuste bepaling niet is ingenomen en acht haar totaal illusoir. Aan curatoren is het jus promovendi toegekend en dat recht moeten zij behouden. Spreker noemt die bepaling geheel waardeloos en van luttele beteekenis, waar .aan curatoren van den eenen kant een recht wordt ontnomen, dat hun krach tens een andere bepaling van rechtswege toekomt. En waar het getal wetten en voorschriften, wier reden van bestaan men dikwerf te vergeefs tracht te achterhalen, reeds zoo groot is, daar acht spreker het niet raadzaam dat getal nog te gaan vermeerderen. De voorzitter zegtdat die bepaling ook voorkomt in de voorgestelde wijziging der verordening op het middel baar onderwijs. Zij werd daarin opgenomen, omdat men oordeelde, dat dergelijke leerlingen niet op die inrichtingen thuis behoorentenzij het niet slagen in 't overgangsexamen zijn oorzaak vindt in buitengewone omstandigheden, zooals ziekten, enz, over de waarde waarvan, voor zooveel het gymnasium betreftdoor curatoren in elk speciaal geval moet worden beslist.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 65