68 11 Maart 1899. ««den aard der zaak eene liquideerende maatschappij, ««die met den verkoop van haar laatste stuk. grond ««verdwijnt, althans kan verdwijnen. «Beheerschten deze hoofdvoorwaarden uw besluit van den «10. December 1898, waarbij op het verzoek van de „Breda' «sche bouwgrondmaatschappij" gunstig werd beschikt, onder «nader door den raad vast te stellen voorwaarden en w.aar- «omtrent door burgemeester en wethouders, na gehouden «overleg met de maatschappij, een voorstel aan den raad zou «worden gedaan zij waren ook ons een vast richtsnoer «bij het regelen der voorbedoelde voorwaardendoch met die «regeling konden zich directeuren der maatschappij niet veree- «nigen. In een uitvoerig schrijven legden zij hunne beden- skingen blootwelke vooral gericht waren tegen het leveren «van gas en water rechtstreeks aan de maatschappij en niet «rechtstreeks aan de bewoners, alsook tegen den prijs van «het gas en water, respectievelijk vastgesteld op 8 cent en «35 cent per M5. «Wat het eerste punt betreft, herinneren wij aanhetoor- «spronkelijk verzoek van de maatschappijom in beginsel te «willen toestaan, aan de „Bredasche bouwgrond smaatschappij" te leveren het benoodigde gas voor «verlichting harer terreinen en de daaraan te bouwen huizen «alsook water uit de Bredasche waterleiding. Van eene recht- «streeksche levering aan derden was in het verzoekschrift «geen sprake. «Later, toen het verzoek door den raad was toegestaan, «wenschte de maatschappij, in strijd met haar verzoek, liefst «niet zelve het gas en water te ontvangenmaar het geheele «beheer over te brengen op de schouders der gemeente, met «al de daaraan verbonden kosten, en risico. Dit was, óók «met het oog op het vestigen van een gezonden toestand «onaannemelijk «In eene vereenigde vergadering van burgemeester en wet- «houders met de commissie van bijstand in het beheer der «gasfabriek en waterleiding werd toen beslotentot tegemoet- «koming aan de gemaakte bedenking, te bepalen het vol- «gende:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 68