11 Maart 1899. 69 »»De prijs van het gas wordt, in plaats van op 8 cent, »»op twee cent hooger bepaald dan die in de gemeente Breda «betaald wordt, of zal betaald worden, alzoo nu 7 cent per M!; «»de prijs van het water wordt teruggebracht van 35 cent op 30 cent per M3; ««met vrijlating aan de maatschappijom aan de afnemers, tot tegemoetkoming in de perceptiekosten, een ietwat hoo- ««geren prijs te bedingen. «Hiermede was tegelijk aan het bezwaar omtrent den prijs »van het gas en water tegemoet gekomen. «Veel bleken wij evenwel niet te zijn vooruitgegaan. «Thans werd het hoofdbezwaar gericht tegen de verlangde «verbintenis, om uitsluitend van de gemeente Breda gedurende «20 jaren gas en water te ontvangen. «In dezen stand der zaak hebben wij gemeend aan uwe «beslissing te moeten onderwerpen de voorwaarden, zooals «die door ons, in overeenstemming met de commissie van «bijstand in het beheer der gasfabriek en waterleiding, ont- worpen zijn, onder herinnering, dat wij daarbij niet zijn «afgeweken van de bedoeling, neergelegd in het voormelde «besluit uwer vergadering van den 10. December 1898. «De vroegere stukken en latere briefwisseling ter onder- «werpelijke zake hebben wij de eer hierbij over te leggen. De voorzitter stelt deze zaak aan de orde. De heer Heijlaerts meent, dat dit punt aanleiding zal geven tot eene belangrijke gedachtenwisseling en dat de beste manier, om de zaak tot eene goede oplossing te bren gen, gelegen is in het benoemen eener speciale commissie, met opdracht om de voorwaarden nader te onderzoeken en daaromtrent rapport uit te brengen. De heer Witsenborg acht dit voorstel niet aannemelijk en bovendien van weinig nut. Thans reeds zijn die voor waarden behandeld door eene commissie van 7 leden. Wordt dus nogmaals eene commissie gevormd, dan zal men daar voor andere raadsleden moeten aanwijzen, in welk geval

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 69