70 11 Maart 1899. wel het gevoelen zal bekend worden van bijna den geheelen raad, doch het nemen eener eindbeslissing er niet door vergemakkelijkt. De voorzitter zegt, dat de voorwaarden zijn opge maakt overeenkomstig de wenschen van den raadzooals die zijn neergelegd in het daarover uitgebracht rapport bij de behandeling der gemeente-begrooting. De heer Bloemarts, op den voorgrond stellende, dat de raad zich vroeger in beginsel heeft verklaard vóór de leve ring van gas en water en dat in de voorwaarden over 't algemeen zijn teruggegeven de denkbeelden, welke in het betrekkelijke rapport zijn belichaamd, meent dat de zaak moet beschouwd worden uit een oogpunt van Bredaasch belang, zooals ook uit het vorig raadsbesluit gebleken is. Dat belang, waarmede ook de annexatie in nauw verband staat, moet men trachten te bereiken, wanneer dit zonder belangrijke opofferingen van de zijde der gemeente kan verkregen worden. Hoever dat belang strekt, is volgens spreker eene kwestie van loven en bieden en met het oog daarop acht hij eene bespreking in details in openbare vergadering onmogelijk. De gemeente en de bouwgrondmaatschappij staan als contrac tanten tegenover elkander, die ieder voor zich de voor- deeligste voorwaarden trachten te bedingen. Bij spreker bestaat nog een tweede reden, waarom be handeling in openbare vergadering niet gewenscht is, hoe zeer hij overigens een beslist voorstander is van publiciteit Het geldt hier namelijk de belangen van derden (naburige gemeenten). Ook in dit opzicht is het niet gewenscht de zwakke punten te doen kennen van de stelling, welke Breda inneemt. Op deze gronden geeft spreker in overweging de voorwaarden in besloten zitting te behandelen, te meer, daar hij enkele opmerkingen wenscht te maken, welke hij niet voor openbaarheid geschikt acht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 70