ONTWERP.
1 April 1899.
Tegenwoordig de heeren W. J. SLECHTRIEML. J.
STAAL, A. J. REES, H. A. SASSEN, J. LIJDSMAN, W.
G. H. ROMBOUTS, J. A. J. W. VAN HAL, mr. P. BLOE-
MARTS, mr. M. P. M. VAN DAM, mr. W. INGENHOUSZ,
A. J. A. VERSCHRAAGE, J. J. L. TEYCHINÉ, jhr. mr.
A. REIGERSMAN, B. C. VAN DONGEN, A. P. SCHEL-
TUS, F. J. M. HEIJLAERTS en E. H. A. GULJÉ, burge
meester, voorzitter.
Afwezig de heeren J. J. NELISSEN en J. H. WITSENBORG.
De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat de
notulen van het verhandelde in de vergadering van 11 Maart
1899, overeenkomstig het bepaalde bij art. 8 van het reglement
van ordeter inzage voor de leden hebben gelegen en hun
bovendien in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of iemand
der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt of eenige be
merkingen daartegen in het midden heeft te brengen.
Dit niet het geval zijnde, worden de notulen van
voormelde vergadering goedgekeurd en vastgesteld.
De voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een schrij
ven van den heer J. H. Witsenborg, berichtende, dat hij
wegens ongesteldheid verhinderd is deze vergadering bij te
wonen.