1 April 1899.
77
Art. 6.
Geene vergoeding is verschuldigd voor het gebruik en de
verwisseling van tonnen of emmersgeplaatst in eene woning
van één of twee vertrekken; onder vertrekken worden ook
begrepen winkellokalen en keukens.
Art. 7.
De vergoeding voor het gebruik der tonnen of emmers is
verschuldigd voor een geheel jaar, met dien verstande dat
voor tonnen of emmers afgeschaft vóór 1 Juli of aangeschaft
na 4 Juli slechts de helft van het bedrag der vergoeding
verschuldigd is.
Art. 8.
De vergoedingen, voor zoover zij overeenkomstig de be
palingen dezer verordening gevorderd worden, zijn verschul
digd door hendie de in deze verordening bedoelde diensten
bij de directie der gemeente-reining hebben aangevraagd.
Art. 9.
Deze verordening treedt in werking den 1. Juli 4899, als
wanneer de verordening van den 49. December 1896 is
ingetrokken.
B. Verordening op de invordering van de
vergoedingen verschuldigd wegens dien
sten door den dienst der gemeente
reiniging bewezen.
Artikel 4.
De vergoedingenbedoeld in art. 4 der verordening op de
heffing, moeten betaald worden vóór het einde der maand,
waarin het ruimen heeft plaats gehad.