1 April 1899. 83 »door een portaal en het hebben van eene behoorlijke trap »in elk van die woningen, tot toegang naar den zolder, »als onmisbare zaken in een arbeiderswoning moeten worden «beschouwd. «Wij hebben daarom de eer U in overweging te geven »de vrijstelling, bedoeld in de laatste alinea van het gewijzigd sart. 4 der verordening, volgens het plan gemerkt C te sverleenen, doch daaraan de voorwaarden te verbinden: sa. dat op de gebouwen geen verdieping mag gebouwd of bijgebouwd worden »5. dat de ruimte ingesloten tusschen de voorgevels der ste stichten woningen moet worden gerioleerd en smet klinkers moet worden bestraat; »c. dat elke woning door een portaal van de buitenlucht smoet worden gescheiden d. dat in elke woning eene behoorlijk afgesloten trap, stot toegang naar den zolder, moet worden geplaatst.» De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit voorstel kan vereenigen. De heer Bloemarts zegt, dat hij zich niet wel met het prae-advies kan vereenigen. Het komt hem voor, dat bur gemeester en wethouders zich bij hun advies hadden be- hooren te houden aan het oorspronkelijk adres en niet, zooals thans geschied is, aan adressant een gewijzigd plan moeten vragen. Daardoor zijn burgemeester en wethouders nu min of meer gebonden aan de door hen gestelde mini mum eischen en hebben zij in ieder geval tegenover adressant veel van hunne vrijheid verloren. Was aan den raad gebleken, dat er gegronde bezwaren bestonden om het oorspronkelijke verzoek in te willigen, dan bleven daardoor toch onverkort de rechten van adres sant, om, rekening houdende met die bezwaren, aan den raad een nieuw verzoek te doen. Deze wijze van behandeling wil spreker formeel beter voorkomen. Wat nu de zaak zelve betreft, verklaart spreker, dat hij zich met de minimum eischendoor burgemeester en wet-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1899 | | pagina 83