102 24 Maart 1900. dien in overweging de behandeling daarvan aan te houden tot eene volgende vergadering. De heer Bloemarts daarentegen is van oordeel, dat er geene enkele reden bestaat om de zaak aan te houden. Door de con cessie te verleenen alleen tot aan het Van Coothplein wordt gehandeld geheel in den geest van het adres van den lieer Kuijtenbrouwer. De heer Reigersman repliceerende, betoogt, dat het niet de bedoeling is om te handelen in den geest van een of an der aanvrager, doch alleen te overwegen, wat geacht kan wor den in het algemeen belang te zijn. Aan de concessie tot het Van Coothplein heeft de heer De Bruijne niets, wanneer ook niet de rest van de lijn wordt toegestaan. Spreker zou het meer in het algemeen belang achten, wanneer de con cessie in ééne hand kwam. De voorzitter antwoordt hierop, dat dit laatste niet mogelijk is, omdat door de bouwgrondmaatschappij aan den heer Kuijtenbrouwer de concessie geweigerd, doch daaren tegen aan den heer De Bruijne verleend is. De heer IngenHousz vraagt, of het nader adres van den heer De Bruijne spoedig in behandeling zal komen. De voorzitter antwoordt hierop, dat burgemeester en wethouders met het geven van prae-advies te dien aan zien den noodigen spoed zullen betrachten en, zoo mogelijk, de zaak in de eerstvolgende vergadering aan de orde zullen stellen. De heer Witsenborg zegt, dat hij, naar aanleiding van deze mededeeling door den voorzitter, het voorstel van den heer Reigersman ondersteunt. Spreker zou gaarne het prae-advies van burgemeester en wethouders kennen, alvo rens over de thans aanhangige zaak eene beslissing te nemen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 102