24 Maart 1900. 103 De lieer Rombouts wijst eroji, dat er eene aanvrage be staat voor de concessie van een paardentram van af den nieuwen boulevard tot aan het station. Over de route tot het Van Coothplein is geen strijd, zoodat voor dit gedeelte de concessie veilig kan worden verleend. De heer Bloemarts brengt nog in het midden, dat uit de adressen niet blijkt van eenig bezwaar der Ginnekensche tramweg-maatschappij tegen de concessie tot aan het Van Coothplein. Waar verder daaraan geen gemeentelijk bezwaar verbonden is, bestaat er geene enkele reden om de gevraagde concessie voor dit gedeelte niet te verleenen. Hierop komt in stemming het tweede gedeelte van het prae-advies punt a, strekkende om aan den heer E. de Bruijne te Ginneken, onder nader vast te stellen voorwaar den, de concessie te verleenen tot aanleg en exploitatie van een paardentram v.anaf den boulevard Breda-Mastbosch tot aan het Van Coothplein, hetwelk met 17 tegen 2 stemmen wordt aangenomen. Vóór stemden de heeren Sassen, Lijdsman, Van Dongen, Teyciiiné, Versciiraage, IngenHousz, Rombouts, Van Hal, Schelt us, Heijlaerts, Van Dam, Bloemarts, Slechtriem, Van Mierlo, Staal, Rees en de voorzitter. Tegen waren de heeren Reigersman cn Witsenboeg. Daarna stelt de voorzitter aan de orde punt b van het tweede gedeelte van het prae-advies, strekkende om aan den verzoeker te kennen te geven dat aan het overige ge deelte van zijn verzoek om technische redenen niet kan wor den voldaan. De heer Sassen meent, dat dit punt als vervallen kan wor den beschouwd, nu er eene tw.eede aanvrage van verzoeker met gewijzigde route is ingekomen. De heer Van Mierlo vraagt, of het niet wenschelijker

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 103