112
21 April 1900.
f 101601,54, totaal f 637492,935, en de uitgaven over liet
dienstjaar 1899 f 505485,885 en over het dienstjaar 1900
f 74081,07, totaal f 579566,955, zoodat derhalve in kas moest
zijn een bedrag van f 57925,98. Ten kantore van den ontvan
ger is aanwezig bevonden eene som van f 26715,95, welke
som met het saldo, aanwezig bij de Amsterdamsche Bank
tot betaling van coupons en uitgelote obligatiën, ad
f 31210,03, overeenstemt met het hiervoor genoemde voor-
deelig saldo.
De voorzitter stelt voor dit proces-verbaal eveneens
voor kennisgeving aan te nemen.
Waartoe zonder bedenking besloten wordt.
5. Brief van het comité, benoemd door de algemeene ver
gadering van den Bond van vrouwelijke verloskundigen in
Nederland d.d. 30 Maart 1900, daarbij verzoekende eene
jaarlijksche bijdrage te willen verleenen voor een op te rich
ten pensioenfonds voor oude, zieke en gebrekkige vroedvrou
wen in Nederland.
De voorzitter stelt dit punt aan de orde.
De heer Heijlaerts betoogt de wenschelijkheid om op het
verzoek van het comité in te gaan. Spreker wijst erop, dat
de gemeente zelve daartoe vroeger het voorbeeld heeft gege
ven door het pensionneeren eener vroedvrouw.
De heer Reigersman kan zich niet voorstellen, dat er ge
meentebesturen zullen zijn, die hare gesalarieerde vroed
vrouwen, wanneer deze invalide worden, aan haar lot zullen
overlaten. De gemeente Breda heeft daartoe zelve indertijd
het prijzenswaardige voorbeeld gegeven. Spreker meent dan
ook, dat het pensionneeren van vroedvrouwen op den weg
ligt van iedere gemeente en geeft in overweging dit aan het
comité mede te doelen, onder bijvoeging, dat Breda daarin
is voorgegaan.
De heer Heijlaerts repliceerende, zegt dat het pension-