116 21 April 1900. ten einde, zoo noodig, tot liet voeren van een rechtsgeding te besluiten. De voorzitter antwoordt hierop, dat op zijn verzoek door den kantonrechter de behandeling der procedure vier weken is uitgesteld. Thans verklaart adressant zich bereid tot transactie, zoodat van het voeren van een rechtsgeding geen sprake meer behoeft te zijn. De heer Van Dam zegt, dat, wanneer de gemeente in haar recht is, van eene transactie geen sprake mag zijn. Het komt hem voor, dat de voorgeschreven weg dient te worden ge volgd, weshalve hij voorstelt een rechtskundig onderzoek om trent deze kwestie te doen instellen. Dit voorstel, in stemming gebracht, wordt aangenomen met 17 tegen 1 stem. Vóór stemden de heeren Sassen, Lijdsman, Van Dongen, Reigersman, Verschraage, Rombouts, Van Hal, Ingen- Housz, Scheltus, Heijlaerts, Witsenborg, Van Dam, Slechteiem, Van Mierlo, Staal, Rees en de voorzitter. Tegen was de heer Teychiné. 10. Schrijven van burgemeester en wethouders alhier d.d. 4 April 1900, n». 547, daarbij aanbiedende het beredeneerd verslag van den toestand dezer gemeente over 1899, verge zeld van de verslagen der verschillende openbare inrich tingen in deze gemeente en waaraan, op het voetspoor van de laatste twee jaren, weder een alphabetische bladwijzer is toegevoegd. De voorzitter stelt voor, evenals vorige jaren, bedoeld verslag te doen drukken en vervolgens aan ieder der leden een exemplaar daarvan te doen uitreiken. Dienovereenkomstig wordt besloten. 11, Schrijven van burgemeester en wethouders alhier, d.d.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 116