B. Verordening op de invordering van het staangeld in de gemeente BREDA. 13 Januari 1900. 11 Artikel 1. „Ieder, die gebruik wensclit te maken van gemeentegrond „tot liet plaatsen van tenten, spellen, kramen of uitstallingen, „moet zich met opgave der verlangde oppervlakte (voorzijde „en diepte) daartoe schriftelijk aanmelden bij den markt- meester, aan wien, behoudens goedkeuring van burgemees- „ter en wethouders, het regelen der staanplaatsen is opgedra gen. „Deze aanvrage moet bij de kermis en najaarsmarkt min stens eene maand te voren geschieden. Art. 2. „De invordering van het staangeld geschiedt overeenkom „stig de artikelen 258262 der gemeentewet. Art. 3. „Het staangeld moet in eens en vóór het in gebruik nemen „van den gemeentegrond betaald worden in handen en op „kwitantie van den marktmeester of diens plaatsvervanger, „die door burgemeester en wethouders worden benoemd. Art. 4. „Deze verordening treedt in werking 1 Mei 1900." De voorzitter, dit punt toelichtende, zegt, dat de heffing betreft het gebruik van gemeentegrond bij kermissen en andere buitengewone gelegenheden, met uitzondering van de jaarlijks te verpachten staanplaatsen. De bestaande heffing is toegestaan tot 1 Mei 1900 en ten einde ook na dat tijdstip met de heffing te kunnen voortgaan, is het noodig, dat op nieuw de koninklijke goedkeuring worde aangevraagd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 11