124 21 April 1900. „vaerts) nadeelig was voor de openbare gezondheid en werd, „in overleg met de gezondheidscommissie, van deskundigen, „met uitnoodiging aan die commissie om van hare bevinding verslag uit te brengen, met vermelding van de vereischte „verbeteringen en van den tijd, benoodigd om die aan te „brengen of wel van het gevoelen, dat de gebouwen niet ter „bewoning geschikt kunnen worden gemaakt. „Uit het rapport dier commissie, hetwelk wij de eer heb- „ben hierbij over te leggen, blijkt, dat al die gebouwen ter „bewoning ongeschikt zijn en dat de woningen nos. 28, 30, „32, 34 en 36 niet voor verbetering vatbaar zijn, ook al zou- „de van die vijf woningen er drie gemaakt worden, omdat de „ligging, ten opzichte van de omgeving ten eenenmale on gunstig is. „In verband met het bepaalde bij art. 60 der verordening „regelende de bouwpolitie in deze gemeente, hebben wij de „eer U derhalve uit te noodigen te wilen verklaren, dat voor schreven woningen, als schauelijk voor de openbare gezond- „heid, niet tot bewoning geschikt en ook niet voor verbete ring vatbaar zijn, met vaststelling tevens van den termijn, „binnen welken de gebouwen door de bewoners moeten zijn „ontruimd. „Het ontwerp eener door U in dien zin te nemen beschik- „king hebben wij de eer U hierbij ter vaststelling aan te bie- „den." Het betrokken ontwerp-besluit is van den volgenden in houd „De raad der gemeente Breda, „Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders als- „mede het rapport der commissie van deskundigen, belast „geweest met het onderzoek naar den toestand der wonin- „gen, gelegen binnen deze gemeente aan den Haagdijk (Raap- „sche gang) n°s. 28, 30, 32, 34 en 36 (eigenaars Johannes „Bruijns en consorten) „Overwegende, dat uit dit rapport is gebleken, dat geene

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 124