21 April 1900. 129 De voorzitter antwoordt liierop, dat beider dienstre geling door het gemeentebestuur moet worden goedgekeurd. De heer Sassen zegt, dat hij met de meeste aandacht de verschillende stukken, welke op deze zaak betrekking heb ben, gelezen heeft en dat hij ten volle de bezwaren onder schrijft, welke daarin tegen het verleenen der concessie wor den opgenoemd. Spreker zal dan ook stemmen tegen de in williging van het verzoek. De heer Scheltus, zijne stem motiveerende, zegt, dat be oordeeld moet worden, of het verleenen der concessie in het belang is der gemeentenaren of althans van een groot deel daarvan en of de uitvoering technisch mogelijk is. Het belang der gemeentenaren is volgens spreker zeer on beduidend. Van den Boulevard tot het Van Coothplein loopt reeds een tramhoogstens zou kunnen gezegd worden, dat de bewoners van de eene zijde der Nieuwe Ginnekenstraat er eenigszins door gebaat zijn. Aan de lijn van het Van Cooth plein tot de Karrestraat bestaat volstrekt geene behoefte. Dat gedeelte wordt op uitnemende en de meest goedkoope wijze bediend. Van de Karrestraat tot aan het station kan gezegd worden, dat de bewoners gebaat zijn. Of dit echter wel in hooge mate het geval zal zijn, betwijfelt spreker ten zeerste. Alles samengenomen komt het hem dan ook voor, dat de belangen der gemeentenaren bij deze nieuwe lijn niet of slechts voor een zeer klein gedeelte betrokken zijn. Wat nu de technische moeielijkheden betreft, deze zijn niet aanwezig voor het gedeelte, loopende van den boulevard tot het Van Coothplein. Waar het echter aankomt op het medegebruik der lijnen van de Ginnekensche tramweg-maat schappij in de Ginnekenstraat en Eindstraat, daar ontstaat eene zeer grove onbillijkheid tegenover de bestaande maat schappij. Trouwens de heer De Bruijne heeft dit zelf inge zien, zegt spreker, omdat hij zich bereid verklaard heeft tot het leggen van platte rails tusschen of naast de bestaande lijnen. Met het oog echter op het drukke verkeer in beide

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 129