136
21 April 1900.
Tegen waren de heer en Sassen, Reigersman, Yan Hal,
Schelt us, Witsenborg, Yan Mierlo, Staal en Rees.
18. Schrijven van de commissie voor de strafverordenin
gen alhier d.d. 20 April 1900, daarbij, in verband met het
door burgemeester en wethouders gedane voorstel, om aan
art. 189 der algemeene politie-verordening toe te voegen de
bepaling, dat de zoogenaamde „maten'' boter, welke ter
markt worden aangeboden, 6.2 hectogram moeten wegen en
daarop van toepassing te maken de strafbepaling, vervat in
art. 190 dier verordening, verzoekende het gevoelen van den
raad te vernemen, of bij het ter markt brengen van „maten''
boter, ook moeten begrepen worden onderdeelen van maten,
die een bepaald gewicht moeten hebbpn, omdat onder de be
naming van maten, moetende wegen 6.2 hectogram, ook ter
markt worden of kunnen worden gebracht maten, die onder
deelen daarvan uitmaken.
De voorzitter zegt, dat de boter ook bij halve maten
ter markt wordt aangebracht, zoodat het zeer zeker wen-
schelijk is, ook daarvoor een-bepaald gewicht vast te stellen.
De heer Van Dam zegt, dat het de bedoeling is ook onder
deelen van maten onder het bereik der verbodsbepaling te
brengen, ten einde daardoor mogelijke fraude te voorkomen.
De heer Rombouts vraagt, of het bezwaar niet te onder
vangen is door eene bepaling, dat boter niet anders kan wor
den aangevoerd, dan voldoende aan een bepaald gewicht.
De voorzitter stelt alsnu voor, aan de commissie te
berichten, dat het in de bedoeling van den raad ligt, dat ook
onderdeelen van maten onder het bereik der verbodsbepalin
gen vallen.
Welk voorstel zonder bedenking wordt aangeno
men.
19. Prae-advies van burgemeester en wethouders alhier
d-d. 17 April 1900 n°. 588, op het adres van W. P. Loomans,