19 Mei 1900. 155 deele van de bestaande maatschappijen. Aangenomen echter, dat ook van de beide andere maatschappijen eene recognitie kon geheven worden, dan nog zou spreker er voor zijn dit te doen van eene nieuwe maatschappij, welke, naar veler mee ning, zooals blijkt uit de gevoerde discussiën in eene vorige raadsvergadering, geene levensvatbaarheid schijnt te bezit ten. De heer Scheltus is in beginsel voor het voorstel van den heer Witsenborg, in het midden latende de vraag, of de voor gestelde recognitie al of niet voldoende kan genoemd worden. Spreker ondersteunt derhalve het voorstel van den lieer Sassen. De heer Rombouts wijst erop, dat de vraag, of al dan niet eene recognitie zal geheven worden, in het dagelijksch be stuur niet is overwogen, doch zeer zeker is bij de vaststelling van den duur der concessie rekening gehouden met de om standigheid, dat na afloop daarvan, op het voetspoor van Rotterdam en van vele plaatsen in liet buitenland, van al de bestaande maatschappijen eene retributie zou kunnen gevor derd worden. Voor dezen nieuwen concessionaris is het op zich zelf reeds bezwarend, dat de concessie voor niet langer dan dertien ja ren wordt verleend. Spreker zou het dan ook onbillijk en voor de nieuwe maat schappij onrechtvaardig achten, wanneer thans eene derge lijke belasting werd geheven. Het voorstel van den heer Sassen wordt alsnu in stem ming gebracht, doch verworpen met 14 tegen 4 stemmen. Tegen stemden de heeren Ltjdsman, Van Dongen, Tey- chiné, IngenHousz, Rombouts, Van Hal, Heijlaerts, Van Dam, Slechtriem, Van Mierlo, Staal, Rees, Verschraage en de voorzitter.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 155