156 19 Mei 1900. Vóór waren de heëren Sassen, Reigersman, Sciieltus en wltsenborg, Alsnu komt in behandeling het voorstel van den heer Witsenborg tot het heffen eener recognitie van f 1000, per jaar. De heer Sassen wenscht van den voorsteller de gronden te vernemen, waarop dit cijfer is gebaseerd. De heer Witsenborg zegt, dat de Ginnekensche tramweg maatschappij aan hare aandeelhouders 10% uitkeert, zoodat de bruto-winst dier maatschappij veilig op f 10000,kan worden gesteld. Eene retributie van 10% daarvan ten be hoeve der gemeente is dus werkelijk niet te veel, te meer, wijl de nieuwe concessionaris zijn geld verdient uit de zak ken der aandeelhouders van de Ginnekensche tramwegmaat schappij. De heer Sassen onderschrijft wel de wenschelijkheid van het heffen eener retributie, doch spreker meent, dat de voor gestelde som wel gehalveerd kan worden, omdat de winsten nu over twee maatschappijen moeten verdeeld worden. De heer IngenHotjsz is tegen het voorstel van den heer Witsenborg, op grond van de argumenten, door den heer TeychinÉ in het midden gebracht. Bovendien is de bereke ning geheel willekeurig. De Ginnekensche tramwegmaat schappij bestaat reeds 17 jaar. Wel is het laatste jaar een di vidend uitgekeerd van 10%, doch dit percentage is in de eer ste jaren aanmerkelijk minder geweest. Toen zal het zeker niet meer dan 3 of 3J% bedragen hebben. Om dus eene zui vere berekening te verkrijgen, zal men het gemiddelde van het dividend over. al de exploitatiejaren moeten nemen. De heer Sciieltus ziet in dit meeningsverschil eene reden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 156