16 13 Januari 1900. zou te vinden zijn en de hoogte op 3,65 M. kon worden be paald. Uit eene door hem ingewonnen informatie bij den stal houder Bolderdijk, alwaar de inrijpoort slechts eene hoogte heeft van 3,32 M. en waar zeer dikwijls met liooikarren wordt ingereden, is hem gebleken, dat die hoogte nimmer tot moeie- lijkheden heeft aanleiding gegeven. De heer IngenHousz wijst erop, dat het niet de vraag geldt, of de heer Simons bij de aan te geven hoogtemaat de overbrug ging al of niet zal kunnen tot stand brengen, maar alleen in hoeverre de belangen der achterbewoners er niet door kunnen worden geschaad. Het voorstel van den heer Reigersman wordt niet voldoende ondersteund en kan alzoo niet in stemming worden gebracht. Alsnu komt in stemming het voorstel van burgemeester en wethouders om, bij eene hoogte van minstens 3,8 M. aan adressant vergunning te verleenen tot overbrugging van de Zandpoort onder de voorwaarden in het prae-advies van bur gemeester en wethouders uitgedrukt, welk voorstel met 8 te gen 7 stemmen wordt aangenomen. Vóór stemden de heeren Reigersman, Yerschraage, Ingen Housz, Rombouts, Yan Hal, Heijlaerts, Bloemarts en de voorzitter. Tegen waren de heeren Sassen, Lijdsman, Van Dongen, Witsenborg, Slechtriem, Staal en Rees. 14. Behandeling der motie van het raadslid, den heer J. H. Witsenborg, betrekkelijk de uitkeering van premiën uit het legaat van wijlen den heer dr. L. F. W. van Cooth, aan leerlingen der openbare scholen, welke motie in extenso is op genomen in de raadsnotulen van 16 December 1899. De voorzitter stelt dit punt aan de orde.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 16