188
7 Juli 1900.
een uitsluitend recht tusschen twee verbindingspunteneen
rechtdat waarde heeftveel waarde soms. Spreker ver
trouwt dan ookdat burgemeester en wethouders zullen
vasthouden aan het denkbeeld, om den ouden concessional is
schadeloos te stellen voor de concurrentiedie hem wordt
aangedaan.
De heer Van Dam meentin verband met het enge
begrip, dat de vorige spreker omtrent het verleenen van
concessie koestert, enkel nog, als voorbeeld, te mogen wijzen
op hetgeen men in verschillende groote steden aantreft, waar
men in dezelfde richting en over dezelfde wegen paarden-,
stoom- en electrische trams naast elkander ziet loopen.
De heer Bloemarts zegtdat dit laatste argument op
hem weinig indruk maakt, omdat wellicht de concessie
voorwaarden daaromtrent bepalingen kunnen inhouden.
Overigens is spreker het niet eens met den heer Van
Dam doch wel met hetgeen door den heer Reigersman
over deze zaak in het midden is gebracht.
Wanneer de vergunning tot het leggen van rails steunt
op politie-voorschriften, zooals dit meermalen plaats heeft
ten behoeve van industrieele ondernemingen, dan draagt
zoodanige vergunning geheel en al een publiekrechtelijk
karakter. Is echter concessie verleend, zooals in casutot
het in exploitatie brengen van een openbaar vervoermiddel
tusschen twee verbindingspunten, dan schept dit wel degelijk
tot op zekere hoogte een monopolie voor den concessionaris.
Trouwens de vraagin hoever het verleenen van concessie
is eene daad van publiekrechtelijken, dan wel van privaat
rechtelijken aard, heeft reeds vroeger aanleiding gegeven tot
belangrijke rechtskwestiën. Spreker herinnert hierbij aan
het voorgevallene met de slmperiak te Amsterdam. Hoewel
erkennendedat deze vraag thans buiten de orde ismeent
spreker toch burgemeester en wethouders daarop te mogen
wijzenopdat dit college, bij de regeling der schadeloos
stelling wel zal willen overwegen in hoever daarbij rekening
moet worden gehouden met de commercieeie waarde.