24 Juli 1900. 195 3. Adres van A. Vogelenzang, schrijver bij de politie te Breda, d.d. 16 Juli 1900, op daarbij aangevoerde gronden ver zoekende zijne jaarwedde te verhoogen. De voorzitter stelt voor dit adres aan te houden tot bij de behandeling der gemeente-begrooting voor het volgend dienstjaar en inmiddels daaromtrent het advies in te winnen van den commissaris van politie. Dienovereenkomstig wordt besloten. 4. Circulaire van den heer commissaris der koningin Noord-Brabant, d.d. 5 Juli 1900, A, n°. 11, daarbij te kennen gevende, dat met 31 December van dit jaar de helft van het getal leden in het college van zetters dezer gemeente behoort af te treden, met verzoek vóór 1 September e.k. ter vervulling dezer openvallende plaatsen, eene opgave in te zenden, die het dubbel aantal personen bevat van het getal te benoemen leden, waarbij dient in acht genomen, dat beide candidaten behooren geschikt te zijn voor de betrekking van zetter, zoo dat het stellen van een tweeden candidaat niet mag be schouwd worden als eene formaliteit, waaraan weinig waarde is te hechten. Deze circulaire gaat vergezeld van een schrijven van burge meester en wethouders, houdende mededeeling, dat de aftre dende leden zijn de heeren 1. Jos. J. M. van Pelt, 2. J. M. Rosman, en 3. H. A. Sassen, en dat met deze heeren de vorige maal (in 1896) als tweede candidaten zijn opgegeven de heeren 1. E. A. van Wees, 2. C. L. Drossaers, en 3. A. J. Meeuwesen. De voorzitter vraagt, of de raad stemming verlangt of wel zou kunnen goedvinden, dat de aftredende leden op nieuw als eerste candidaten worden aanbevolen en dat als

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 195