198 24 Juli 1900. „Bruijns c. s., verzoekende den tijd, vastgesteld tot ontrui- „ming der gebouwen aan de Raapsche gang, eenige maan- „den te verlengen. „Bedoelde gebouwen zijn door U bij besluit van 21 April „1900 tot bewoning ongeschikt verklaard; met bepaling, dat „zij door de bewoners binnen oen tijd van drie maanden moe- „ten ontruimd zijn. „Dit besluit werd, op de wijze voorgeschreven in art. 60, „laatste alinea, der verordening regelende de bouwpolitie, den „28sten April 1900 aan verzoekers medegedeeld, zoodat de „voorbedoelde tijd van drie maanden den 28 Juli 1900 ver streken is. „Den goeden wil dien adressanten aan den dag leggen, om „de zaak tot eene goede oplossing te brengen, waartoe een rui- „mere tijd vereisclit wordt dan bij uw voornoemd besluit is „bepaald, geeft ons aanleiding U te adviseeren, om den tijd „van ontruiming der meergenoemde gebouwen te verlengen „tot 1 October 1900. „Op laatstgenoemd tijdstip moeten ook de door ons voor beschreven verbeteringen hebben plaats gehad aan drie in „dezelfde gang gelegen gebouwen, mede aan J. Bruijns c. s. „toebehoorende, zoodat dan de beide aan elkander verwante „aangelegenheden op één en hetzelfde tijdstip moeten gere geld zijn." De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit voorstel kan vereenigen. Niemand der leden daartegen eenige bedenking te kennen gevende, wordt dienovereenkomstig be sloten. 8. Schrijven van burgemeester en wethouders alhier, d.d. 18 Juli 1900, n°. Iu71, daarbij, onder overlegging van het ad vies van den heer inspecteur van het middelbaar onderwijs, verdere bescheiden van de commissie van toezicht en de adres sen van sollicitanten, aanbevelende ter benoeming van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 198