13 Januari 1900. 19: Wanneer liet hier slechts geldt een wensch van den raad, dan zou de heer Reigersman daaraan nog dezen wensch wil len toevoegen, dat de boekjes tot aan het bereiken van het 18de levensjaar de'r leerlingen onder berusting bleven van bur gemeester en wethouders. In dat geval is elke vrees voor ver panding buitengesloten. De heer Rombouts is het in deze niet eens met den voor zitter. De heer Van Cooth heeft gelegateerd aan de gemeente Breda. Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders behoort, volgens de bepalingen van het testament, alleen het vaststellen van de hoegrootheid der premiën. Op verzoek van den heer Bloemarts worden alsnu de be trekkelijke bepalingen van het testament voorgelezen. De heer Verschraage handhaaft zijn verlangen, om de som men te stellen op de rijkspostspaarbank. Dit is het eenige middel om te voorkomen, dat er iets gebeurt, zooals de heer Staal heeft doen uitkomen. Na de mededeeling door den voorzitter, dat het in berusting houden der boekjes van overwegend bezwaar is, ver klaart de heer Reigersman daarin verder te willen berusten. De heer Witsenborg kan zich wel vereenigen met het denk beeld van den heer Verschraage, te meer, daar bij eventueele verandering van woonplaats van de begiftigden dit voor hen geene moeielijklieden kan opleveren. Toen de gemeente in het bezit kwam van het legaat, bestond de rijkspostspaarbank nog niet en hiei-in moet dan ook uitsluitend de reden worden gezocht, waarom tot dusver van eene particuliere spaarbank is gebruik gemaakt. De heer Sassen ondersteunt eveneens het denkbeeld van den beer Verschraage. Spreker toont aan, dat de rijkspost-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 19