13 October 1900.
237
len 3 en 4 van de verordening tot liet heffen van een hoofde-
lijken omslag in deze gemeente, luidende een en ander als
volgt
1°. „Aan het slot van het artikel 3 toe te voegen
„een en ander na aftrek van
a. „de renten van verschuldigde kapitalen;
b. „de uitgaande lijfrenten en periodieke uitkeeringen
„krachtens de wet of testamentaire bepaling verschul
digd, onafhankelijk van den wil des belastingschuldi
gen
c. „periodieke uitkeeringen of giften aan bloedverwanten
„of aan gehuwden in de rechte lijn, die hun hoofdver
blijf in deze gemeente hebben
d. „het bedrag van alle belastingen, deze belasting uitge
zonderd, die door 't rijk, de provincie, de gemeente of
„eenig ander publiekrechterlijk lichaam van den belas
tingschuldige geheven worden.
2o. „Artikel 4 van het bovengenoemde besluit te wijzigen
„als volgt
„Van het bedrag van eiken post voor den aanslag in de
„belasting wordt voor noodzakelijk levensonderhoud als on
belastbaar inkomen afgetrokken, en dus vrijgesteld van be
tasting
a. „van weduwnaars, weduwen, gehuwden zonder kinde-
„ren en ongeliuwden f 300,
b. „van weduwnaars, weduwen en gehuwden met kinderen,
„waarvan het aantal hoogstens drie bedraagt, ƒ400,
c. „van weduwnaars, weduwen en gehuwden met kinde-
„ren, waarvan het aantal meer dan drie bedraagt,
„500,—.
„Onder kinderen worden hier uitsluitend verstaan minder-
„jarige kinderen en kleinkinderen tot den leeftijd van 18 jaar,
„die ten laste van den belastingschuldige komen en geboren
„zijn vóór 1 Januari van het dienstjaar.