13 October 1900.
239
„Immers, eien belastingplichtige, hetzij weduwnaar, wedu-
„we, gehuwd zonder kinderen of ongehuwd, kan van een in-
„komen, hoe klein of groot men dit ook neme, veel gemak
kelijker en met veel minder bezwaar de van hem of haar te
„heffen belasting betalen dan van hem of haar, die voor het
„onderhoud en verdere opvoeding van kinderen heeft zorg te
„dragen. Het komt mij dan ook niet meer dan billijk voor,
„dat laatstgenoemden eene meerdere ontheffing van belas
ting wordt toegekend.
„Het heeft bij miji een punt van ernstige overweging uitge
maakt, om den aftrek sub a te laten blijven, zooals in het
„besluit is bepaald, op f 400,en die onder b en c te brengen
„op f 500,en f 600,doch de vrees, dat een zoodanig
„voorstel wellicht te veel tegenkanting zou kunnen hebben,
„heeft mij doen besluiten, mijn voorstel aan te bieden als
„thans wordt voorgesteld."
De voorzitter wenscht, alvorens dit voorstel aan de
orde te stellen, daaraan eene kleine geschiedkundige herin
nering te doen voorafgaan.
Toen eenigen tijd geleden in deze vergadering de vraag
werd gedaan, of van het dagelijksch bestuur een voorstel tot
wijziging der verordening op den hoofdelijken omslag te wach
ten was, antwoordde de burgemeester voorzitter dat
dit college daartoe niet ongenegen zoude zijn. Kort daarop
kwam de zaak bij het dagelijksch bestuur ter sprake, doch
met het oog op de toen aanhangige wijziging van de gemeen
tewet, oordeelde men, dat het beter was, den uitslag daarvan
af te wachten.
Middelerwijl is het wetsvoorstel door de 2de en lste kamer
aangenomen en ook dezer dagen tot wet verheven en in het
Staatsblad verschenen, doch, met het oog op de voorgenomen
reis van den burgemeester, werd de zaak niet opnieuw bij
burgemeester en wethouders aan de orde gesteld.
Spreker heeft gemeend, dit in herinnering te mogen bren
gen, ten einde het dagelijksch bestuur te vrijwaren voor eene