iS ÖCtOBEll l&ÖÖ. „gemeester en wethouders en op schriftelijke aanvrage „van den belanghebbende, in te dienen tusschen den „zestigsten en den dertigsten dag vóór de vervulling „van den diensttijd, nadat omtrent die aanvrage het ad- „vies van de commissie van toezicht op het lager onder- „wijs, den arrondissements-schoolopziener en het hoofd „der school, waaraan de onderwijzer werkzaam is, is in gewonnen. „Wanneer eene verhooging van jaarwedde wegens „diensttijd is geweigerd, kan de belanghebbende eerst „twaalf maanden daarna het verzoek om verhooging „herhalen. „Wordt het verzoek ten tweeden male geweigerd, dan „kan de aanvrage eerst na 24 maanden worden herhaald „en zoo vervolgens telkens weder na 24 maanden. Deze „termijnen van 12 en 24 maanden worden daarna bij de „berekening van het aantal dienstjaren van den werke- lijken diensttijd afgetrokken. „Art. 4 te lezen als volgt „De jaarwedden der onderwijzers a,an de herhalings scholen bedragen f 100, „In art. 8 achter de woorden „lsten Januari" worden inge voegd de woorden „of lsten Juli." „Art. 9 wordt ingetrokken. „In art. 11 te lezen in plaats van „1 Januari 1893" „1 Ja- „nuari 1901." „Art. 12 wordt gelezen als volgt „Bij het in werking treden dezer verordening heeft „voor 't eerst de in art. 2 bedoelde aanwijzing der plaats- Vervangers van de hoofden der school plaats." De voorzitter stelt voor deze zaak te behandelen in de afdeelingen bij het onderzoek der gemeente-begrooting voor het volgend dienstjaar. Het komt den heer Bloemarts voor, dat door aanneming van dit voorstel de zaak te veel op de lange baan zou gescho-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 247