17 November 1900. 285 Art. 2. Op alle scholen wordt, zooveel mogelijk, een plaatsvervan ger van het hoofd der school, telkens voor den tijd van drie jaren, aangewezen, te kiezen uit de onderwijzers met hoofd akte. De aanwijzing geschiedt door burgemeester en wethouders, gehoord het hoofd der school, den arrondissements-schoolop ziener en de commissie van toezicht op het lager onderwijs. Art 3. Do jaarwedden der onderwijzers en onderwijzeressen be dragen als minimum f 500,indien de benoemde niet in het bezit is der hoofdakte, en f 600,bij het bezit cf na het ver krijgen der hoofdakte. Dit minimum wordt met f 100,verhoogd, zcodra de be noemde drie jaren in de gemeente Breda of elders aan eene school voor lager onderwijs werkzaam is geweest en alzoo dan gebracht op f 600,of f 700, To rekenen vanaf bet tijdstip, waarop de aanspraak op laatstgemelde verhooging van het minimum is verkregen, wor den de jaarwedden der onderwijzers en onderwijzeressen tel kens voor elke twee jaren diensttijd bij het lager onderwijs in de gemeente Breda verhoogd met f 50,en wel drie maal voor degenen, die niet in het bezit zijn der hoofdakte en zes maal voor degenen, die de hoofdakte bezitten. De verhoogingen, in de vorige zinsnede bedeeld, worden niet toegekend dan bij gebleken geschiktheid, ijver en trou we plichtsbetrachting, ter beoordeeling van burgemeester en wethouders, en op schriftelijke aanvrage van den belangheb bende, in te dienen tusschen den zestigsten en den dertigsten dag vóór de vervulling van den diensttijd, nadat omtrent die aanvrage het advies van de commissie van toezicht cp het la ger onderwijs, den arrondisssments-schoolopziener en het hoofd der school, waaraan de onderwijzer werkzaam is, is in gewonnen. Wanneer eene verhooging van jaarwedde wegens diensttijd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 285