17 November 1900. 289 houders de zaak beschouwd, toen zij in overweging namen, ten behoeve van den ambtenaar van den burgerlijken stand eene billijke vergoeding op de begrooting te brengen. De betrekking van ambtenaar van den burgerlijken stand is, zooals den raad bekend is, geheel afgescheiden van die van wethouder. De raad benoemt dien ambtenaar uit zijn midden, bij af zonderlijk besluit, geheel naar vrije keuze. Zou nu al eens een benoemde geen vergoeding verlangen, dan kan hij die weigeren, doch, naar de meening van burge meester en wethouders, mag hierdoor de billijkheid jegens andere benoemden niet uit het oog verloren worden. Het motief van uitstel moet, naar burgemeester en wethou ders meenen, ondergeschikt blijven aan de omstandigheid, dat de post jaarlijks bij de begrooting aan het oordeel van den raad onderworpen wordt. Presentiegeld voor de leden der stembureaux. Burgemeester en wethouders blijven van meening, dat toe kenning van presentiegeld, ook voor leden van stembureaux, zeer te billijken is. Bij gelegenheid van de jongste raadslid-verkiezing kwamen de leden van het stembureau, tot tweemalen toe, ten 7-f uur 's morgens bijeen, om eerst ten bijna 7 uur 's avonds dat bu reau te verlaten. Mag nu voor een werk van zoo langen duur geen tegemoet koming gegeven worden Men bedenke daarbij ook da.t het be- ïoepswerk al die uren stil gestaan heeft en dus na afloop van den 12-uren verkiezingsarbeid ingehaald moet worden, nog m het midden latende dat er ook leden kunnen zijn, die door hunne afwezigheid gedurende een gauschen dag, schade in hun beroep kunnen ondervinden. De voorzitter stelt dit punt aan de orde. De heer Sassen zegt, dat in de afdeeling, waarvan spreker deel uitmaakte, bezwaar werd gemaakt tegen de uitgetrokken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 289