17 November 1900. 291 fouten gedurende een zeker tijdvak. Wat tal van jaren hiel en elders gratis werd verricht, daarvoor acht spreker zich niet gerechtigd thans eenige belooning toe te staan. De heer Heijlaerts betoogt, dat de ambtenaar van den burgerlijken stand wel degelijk de verantwoordelijke persoon is en meent te weten, dat het meermalen is voorgekomen, dat die ambten iar is beboet geworden. De heer Bloemarts meent, naar aanleiding van het gespro kene door den heer Heijlarts, te mogen doen opmerken, dat het verhaal van eventueele boeten op de betrokken bureel- ambtenaren bij instructie zou kunnen geregeld worden. Ove rigens betwist spreker ten stelligste, dat de ambtenaren van den burgerlijken stand alhier zoo menigvuldig zouden beboet worden. Er kunnen kleine vergissingen plaats hebben, doch deze zullen altijd blijven bestaan. De heer Heijlaerts repliceerende, zegt, dat de bewering omtrent het opleggen van boeten aan de ambtenaren van den burgerlijken stand door hem niet uit de lucht gegrepen is. Nog kort geleden is aan een der ambtenaren alhier eene boete opgelegd van f 78, De heer Scheltus zegt, dat hij over deze zaak vrij zijne meening kan te kennen geven, omdat hij op 31 December a.s. als ambtenaar van den burgerlijken stand aftreedt en, volgens de thans bestaande onderlinge regeling tusschen de wethou ders, er wederom twee jaren zullen verloopen, alvorens spre ker met die functie zal worden belast. In zijne hoedanigheid van ambtenaar van den burgerlijken stand heeft spreker dit jaar vooral veel zorg gewijd aan de controle van registers en stukken en daarbij veel tekortko mingen ontdekt in den bureel-ambtenaar. Wat nu het beloopen van boeten aangaat, wijst spreker er op, dat hij in de maand Januari van dit jaar werd verrast met eene kennisgeving, dat door hem in 1897, alzoo drie jaren ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 291