17 November 1900. 295 Volgnummer 71. Art. 8c en d. Algemeen is men in alle afdeelingen van meening, dat het adres der hoof dag enten-rechercluurs om verhooging van be zoldiging thans moet worden afgewezen. Eene afdeeling wil die zaak geregeld zien bij de uitbreiding der gemeente, terwijl men in eene andere afdeeling algemeen van meening was 1°. dat het korps politieagenten hier, in vergelijking met andere plaatsen, voldoende bezoldigd wordt2". dat het niet aan gaat, om de hoofdagenten-rechercheurs eene. hoogere bezoldi ging toe te kennen dan hunne collega's. Den dienst als recher cheur beschouwden de leden dezer afdeeling algemeen meer als dienst in het belang van het Rijk dan van de gemeente, zoodat, wanneer er sprake kon zijn van een hoogere; bezoldi ging, die dan ook door het Rijk moet worden vergood. In eone andere afdeeling komt het den leden in het alge meen wel wenschelijk voor, dat na een zeker aantal dienst jaren de bezoldiging van ijverige hoofdagenten, zoowel van rechercheurs als van controleurs, worde verhoogd. Wat de verhooging van de bezoldiging van den schrijver hij de politie betreft, verklaart niet ééne afdeeling zich er voor die zaak thans te regelen. Een der afdeelingen was van meening, dat die betrekking voldoende betaald wordt, in eene andere wenschte men die zaak ook te regelen bij de uitbrei ding der gemeente, terwijl de meerderheid der overblijvende afdeeling het salaris van f 600,wel wat gering vindt, doch dit later geregeld wilde zien bij verordening. Antwoord. Burgemeester en wethouders, doelende de beschouwingen in het centraal-rapport ter bierneven aangehaalde plaatse ont wikkeld, vereenigen zich met de meening in alle afdeelingen uitgesproken, dat het verzoek der hoofdagenten en der recher cheurs om verhooging van bezoldiging thans niet moet worden ingewilligd. Ten aanzien van de verhooging vaii bezoldiging van den schrijver bij de politie zij opgemerkt, dat burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 295