17 November 1900. 297 ten, het Weel-bind van het Recht te behouden, inzonderheid ten behoeve van de politie. Nadat op eene vraag van den heer Reigersman, of door den heer commissaris van politie ook gere geld inzage wordt genomen van bedoeld weekblad, door den voorzitter bevestigend is geantwoord, wordt de onderwerpelijke post goedgekeurd. Hoofdstuk IIIVolgnummers 9If en 96. Art. 1, a en c. In twee afdeelingen wordt de wenschelijkheid uitgespro ken, dat de bestrating aan de korte Prinsenkade, die kortweg jammerlijk genoemd kan worden, van af den afrit der brug tot aan de Yan Bergenstraat, verbeterd worde, terwijl in eene afdeeling die wensch ook geuit wordt voor de bestrating der Karnemelkstraat. In alle afdeelingen werd de noodzakelijkheid betoogd, dat al de rioolkolken, vooral in de binnenstad, zooals dat reeds met een gedeelte heeft plaats gehad, worden voorzien van stankafsluiters. Antwoord. Burgemeester en wethouders kunnen zich vereenigen met den wensch, om de bestrating aan de Prinsenkade van den afrit der brug af tot aan de Yan Bergenstraat te verbeteren, en stellen voor, tot dat doel f 1700,op de begrooting uit te trekken. Daarentegen geven zij in overweging, om het verbeteren van de bestrating der Karnemelkstraat tot 1902 aan te hou den. Het nut van stankafsluiters aan rioolkolken erkennende, wenschen ook burgemeester en wethouders voort te gaan met hetgeen reeds in die richting is gedaan, doch geleidelijk, wes halve zij voorstellen tot dat einde op de begrooting voor 1901 toe te staan een bedrag van f 150,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 297