17 November 1900.
305
den rentmeester van het burgerlijJ: armbestuur te verhoogen.
Algemeen was men hier van meeming, dat in geenen deele
de werkzaamheden van dien ambtenaar in de laatste jaren
vermeerderd zijn, terwijl de meerderheid eener andere afdee-
ling geheel hiermede medegaat. Door de minderheid werd
echter daar gewezen op den buitengewonen ijver van dien
ambtenaar, die steeds ook buiten de kantooruren tot 'savonds
laat nog ter beschikking is van hen, die dan menigmaal nog
zijne diensten verlangen.
In de overblijvende afdeeling wordt in overweging gegeven
dezen post te verhoogen met f 400,en dus te brengen op
f 3000,ten einde daaruit den rentmeester f 100,jaar-
lijksche personeele toelage te geven en het restant tei gebrui
ken om meerdere ouden van dagen als bestedeling te kunnen
doen opnemen.
Antwoord.
Omtrent het verhoogen van de jaarwedde van den rent
meester bij het burgerlijk armbestuur, bestaat bij het dage-
lijksch bestuur verschil van gevoelen. De raad beslisse hierin.
Ondersteund wordt de wensch in eene der afdeelingen uit
gesproken, om de subsidie van het burgerlijk armbestuur te
verhoogen, ten einde meerdere ouden van dagen te kunnen
besteden. Gewettigd is eene billijke verhooging bij de ver
meerdering der bevolking in de laatste jaren.
De heer Van Hal zegt, dat het verzoek van den rentmees
ter van het burgerlijk armbestuur om verhooging van jaar
wedde, nadat dit om advies was gesteld in handen van gemeld
armbestuur, bij dat bestuur een punt van ernstige overweging
heeft uitgemaakt.
Eenparig waren de leden van meening, dat het verzoek niet
ongegrond was.
De tegenwoordige rentmeester trad, 6 jaar geleden, onder
moeielijke omstandigheden op, doch reeds spoedig bleek hij
voor zijne taak zeer geschikt te zijn. De eigenaardige werk-