17 November 1900. 307 geheel opgaat in zijn werk, is niet afdoende, Dat is de plicht van ieder ambtenaar. Ook met het oog op zijn korten dienst tijd, acht spreker de thans voorgestelde verhooging niet ge wettigd, terwijl hij evenmin kan aannemen, dat de rentmees ter herhaaldelijk buiten de kantooruren zijne diensten moet praesteeren, wijl hij dan niet in de gelegenheid zou zijn tot het waarnemen ee-ner geregelde particuliere bijbetrekking, zooals thans het geval is. De heer Heijlaerts beaamt ten volle, hetgeen door den heer Van Hal zoo even in het midden is gebracht. De heer De G-root is een door en door werkzaam man, die geheel voor zijn gezin leeft en werkt. Meermalen is spreker in de gelegen heid geweest hem in zijn werkkring gade te slaan en zijne diensten te apprecieeren, die hij, geheel onverplicht, aan het gasthuis en andere ziekeninrichtingen bewijst. De heer Van Hal wijst erop, dat de particuliere werkzaam heden, buiten de kantooruren verricht, niet mogen gelden als motief om de betrekking niet behoorlijk te bezoldigen. Door eenige becijferingen over de laatste tien jaren toont spreker aan, hoe de werkzaamheden in dat tijdvak zijn toegenomen. De heer Teychiné repliceerende, zegt, dat eene vergelij king van de tegenwoordige werkzaamheden met die. van voor 10 jaren evenmin kan opgaan, omdat de tegenwoordige rent meester nog slechts ruim 5 dienstjaren telt. Het voorstel van den heer Van IIal, tot toekenning eener personeele toelage van f 100,a.an den rentmeester van het burgerlijk armbestuur, wordt a'snu in stemming gebracht, doch verworpen met 10 tegen 7 stemmen. Tegen stemden de heeren Sassen, Teychiné, Verschraage, Rombouts, Scheltus, Van Dam, Bloemarts, Slechtbiem, Staal en Rees. Vóór waren de heeren Lijdsman, Van Dongen, Reigers-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1900 | | pagina 307